Plots krijgt de bestuurder van een BV een telefoontje: “We staan voor de deur van uw firma. Kan u opendoen? Uw vennootschap is deze ochtend failliet verklaard”. Aan de andere kant van de lijn klinkt de curator.
Dit is niet bepaald een bericht waar u op zit te wachten, doch het overkwam mijnheer X, bestuurder van de zopas door de rechtbank failliet verklaarde onderneming.
Vanuit een paniekreactie schreef de bestuurder nog snel het tegoed op de rekeningen van zijn vennootschap over naar zijn privé rekening om de levering te kunnen waarborgen van goederen, die nodig waren om een project te kunnen afwerken.
Hij tekende onmiddellijk beroep aan tegen de beslissing die zijn vennootschap in faling verklaarde. Hij begreep niet dat de rechtbank hem niet had toegelaten te bewijzen dat de schulden niet zo groot waren dan de rechtbank op basis van de beslagberichten wil doen geloven.
De bestuurder diende nu te bewijzen dat zijn vennootschap – die inmiddels in faling was verklaard – niet op duurzame wijze had opgehouden te betalen, noch dat haar krediet geschokt was.
Hij deed dit door onder meer te bewijzen dat:
– de rekeningen van de gefailleerde vennootschap op de dag van de uitspraak voldoende liquiditeiten vertoonden;
– er een zeer aanzienlijke borg in contanten stond bij een leverancier;
– afbetalingsplannen waren/zijn overeengekomen met een aantal schuldeisers;
– de vennootschap ook nog een aantal facturen te goed had op klanten.
De kredietwaardigheid van de gefailleerde vennootschap bleek overigens ook uit het feit dat de bestuurder sedert het faillissement was overgegaan tot aanzuivering van tal van schuldvorderingen.
Het hof overwoog:
Het faillissement werd ingetrokken niettegenstaande het hof van beroep de houding van de bestuurder laakbaar vond doordat hij alsnog de tegoeden op de bankrekening van de gefailleerde had overgeschreven de dag van de uitspraak en weigerde deze fondsen terug te storten aan de curator. Maar zoals gezegd, hij had hiermee een belangrijkste leverancier betaald.
Het hof van beroep veroordeelde ook het feit dat de bestuurder nog 1 à 2 facturen had uitgeschreven op de naam van de gefailleerde vennootschap doch met een nieuw geopende rekening.
De houding van mijnheer X is begrijpelijk. Naar zijn mening voldoet zijn vennootschap niet aan de faillissementsvoorwaarden, maar zolang het hof van beroep het faillissement niet heeft ingetrokken, mag hij met deze vennootschap niet meer werken en geen activiteiten meer ontplooien. Maar dit werkt misschien nu net het faillissement in de hand. Want klanten gaan afzien van bestellingen en gaan schadevergoeding vorderen.
Naderhand greep de bank deze verweten handelingen van de bestuurder aan om geen kredieten meer te verschaffen aan de onderneming wiens faillissement nochtans was ingetrokken.
Het is bijgevolg belangrijk om zeer omzichtig te werk te gaan in deze onduidelijke periode zolang het faillissement niet is ingetrokken.
Mits de juiste bijstand kan een verzet of hoger beroep tegen een faillissementsvonnis snel worden afgehandeld, wat de ‘grijze zone’ waarin men verkeert, beperkt kan houden tot bijvoorbeeld 1 maand.