Het vermoeden is niet van toepassing indien niet-betalen het gevolg is van financiële moeilijkheden die geleid hebben tot gerechtelijke reorganisatie, faillissement of gerechtelijke ontbinding.
4) Laattijdige aangifte van het faillissement (artikel XX.102 WER);
De laattijdige aangifte van staking van betaling is toerekenbaar aan de bestuurders wanneer deze wisten, of behoorden te weten dat de faillissementsvoorwaarden vervuld waren en de aangifteplicht niet was opgeschort.
Wanneer fout, schade en oorzakelijk verband tussen beide aangetoond worden, kan diegene die in gebreke bleef tijdig aangifte te doen van de staat van faillissement, burgerrechtelijk veroordeeld worden voor de toename van het passief tussen de datum een maand na diegene die weerhouden is als datum van staking van betaling en de faillissementsdatum. Een automatisme is er in elk geval niet. Hoe groter de ondernemer of hoe complexer de situatie, des te meer zou hij geacht kunnen worden niet op de hoogte te zijn geweest van de faillissementstoestand.
Het verzuim binnen de maand aangifte te doen van de staat van faillissement wordt bovendien strafrechtelijk gesanctioneerd door artikel 489bis 4° Sw. wanneer de schuldenaar een uitstel van de faillietverklaring beoogt. Er moet dus sprake zijn van een bijzonder oogmerk om het faillissement uit te stellen.
5) De alarmbelprocedure (artikel 633 W.Venn., artikel 332 W.Venn. en artikel 431 W.Venn., dan wel artikel 7:228 WVV, artikel 5:153 WVV en artikel 6:119 WVV);
Voormelde bepalingen leggen aan de bestuurders van een BV, CV en NV de verplichting op om de algemene vergadering samen te roepen volgens een bijzondere procedure om te besluiten over de ontbinding van de vennootschap, wanneer:
(i) Het netto-actief negatief is óf dreigt negatief te worden (in BV en CV) of indien ten gevolge van geleden verlies het netto-actief is gedaald tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal (NV)
(ii) het bestuursorgaan vaststelt dat het niet langer vaststaat dat de vennootschap (BV en CV), volgens redelijkerwijze te verwachten ontwikkelingen, in staat zal zijn om gedurende minstens 12 maanden haar schulden te voldoen naarmate deze opeisbaar worden.
6) De oprichtersaansprakelijkheid (artikel 456 W.Venn., artikel 229, lid 1 W.Venn. en artikel 405, W.Venn., equivalent in artikel 7:18, 2° WVV, artikel 5:16, 2° WVV en artikel 6:17, 2° WVV);
Bij een kennelijk ontoereikend kapitaal of aanvangsvermogen zijn de oprichters hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap wanneer het faillissement uitgesproken wordt binnen de drie jaar na de oprichting.
Voorwaarde is dat het kapitaal of aanvangsvermogen kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen activiteiten over ten minste twee jaren. Een oorzakelijk verband tussen de onderkapitalisatie en het faillissement is niet vereist.
De rechter moet zich plaatsen op het tijdstip van de oprichting en moet nagaan wat de oprichters toen wisten of behoorden te weten.
7) Gewone bestuursfout (artikel 527 W. Venn en art. 262-263 W. Venn, artikel 2:56 WVV);
De bestuurders staan in een contractuele verhouding met de vennootschap. Ook hun aansprakelijkheid zal in de regel contractueel zijn. Het betreft de zogenaamde actio mandati die kan gevoerd worden de algemene vergadering, en bij faillissement, door de curator.
Men denke aan bestuursfouten zoals het niet betalen van fiscale en sociale schulden, onvoldoende toezicht, onverantwoorde uitgaven, het bestuur overlaten aan een derde die dan geacht wordt een feitelijke bestuurder te zijn, enz….
8) Overtredingen van de statuten en/of het W.Venn. / WVV (artikel 528 W. Venn.; artikel 263 W. Venn. en nu inbegrepen in artikel 2:56 WVV);
Bestuursfouten op grond van contractuele aansprakelijkheid kunnen ook betrekking hebben op inbreuken op de wet en de statuten (bv inzake de regels van toepassing op de belangenvermenging, het doorvoeren van een onwettige herwaardering, enz…).
Er moet ook gewezen worden op het vermoeden van aansprakelijkheid ingevolge niet-neerlegging van de jaarrekening artikel 3:10 WVV. De door derden geleden schade wordt dus geacht voort te vloeien uit de niet-neerlegging van de jaarrekening. Derden die een contractuele relatie willen aangaan met een onderneming, moeten kennis kunnen hebben met de solvabiliteit en dus met de recente boekhoudkundige gegevens.
9) Overtredingen van de algemene zorgvuldigheidsnorm (artikel 1382 oud BW).
Bestuurders die een onrechtmatige daad plegen ten aanzien van derden zijn hiervoor aansprakelijk. Dat deze onrechtmatige daad eventueel ook aan de vennootschap wordt toegerekend, betekent niet dat de bestuurders van elke aansprakelijkheid worden ontheven.
De onrechtmatige daad van bestuurders kan bestaan in de niet-betaling van lonen, fiscale en sociale schulden, of het aangaan van schulden waarvan men wist dan men ze nooit zou kunnen betalen. De onrechtmatige daad kan er ook in bestaan dat vergoedingen aan bestuurders zijn uitbetaald, niettegenstaande de statuten de onbezoldigdheid van het bestuurdersmandaat voorzien.
*****