Een vrouw wordt verschoonbaar verklaard al vrij kort na haar faillissement.
Zij denkt verlost te zijn van haar schulden en koopt een nieuw huis samen met haar partner
Het faillissement dateert van 2013 en is nog steeds niet afgesloten.
De vrouw had de vervroegde verschoonbaarheid bekomen in 2016.
De curatoren willen het faillissement afsluiten en brengen de zaak voor de rechtbank met verzoek de eindprocedure te starten. De rechtbank weigert .
En dan begint voor haar de totale en onverwachte nachtmerrie. Zij verliest alles en het eindigt met een relatiebreuk.
De curatoren, net zoals de rechtbank, waren van oordeel dat de gefailleerde, te rekenen vanaf de dag van het vonnis van faillietverklaring, van rechtswege het beheer over al haar goederen, zelfs over de goederen (en inkomsten) die zij mocht verkrijgen terwijl zij zich in staat van faillissement bevindt, verliest.
De rechtbank voelde zich gesterkt door een uitspraak door het Hof van Cassatie.
Zij contacteert ons kantoor.
Wij tekenden hoger beroep aan. Het hof van beroep volgde de visie verdedigd door gefailleerde die stelde dat de doelstelling om terug deel te nemen aan het economisch leven enkel kan gerealiseerd worden wanneer de inkomsten die gefailleerde verwerft na de vervroegde verschoonbaarverklaring door haar worden behouden zonder dat deze door de curator in beslag kunnen worden genomen.
Dit is een duidelijke breuk met de cassatierechtspraak die beperkt werd tot een opengevallen erfenis, waarvan kan gesteld worden dat die goederen niet voorspruiten uit een nieuwe activiteit en dus bv die erfenis, zelfs als die ontstaat na de vervroegde verschoonbaarverklaring, de curator en dus de schuldeisers toekomt.
Het hof komt dan ook tot het besluit dat de vervroegde verschoonbaarverklaring zo dient te worden geïnterpreteerd dat de inkomsten en goederen verworven bij de uitoefening van een nieuwe activiteit na de vervoegde verschoonbaarverklaring niet meer in de boedel vallen en door de schuldeisers van het faillissement niet meer kunnen worden aangesproken ter delging van schulden.
Haar nachtmerrie eindigt dus met de beslissing dat ze haar huis mag houden. Haar relatiebreuk is nooit meer goed te maken.
Dit arrest werd zeer positief onthaald in de rechtsleer
De buitenbezitstelling en de vervroegde verschoonbaarverklaring: de verhouding tussen dysforie en second opportunity 1 De wet 11 augustus 2017 houdende de invoeging van het Boek XX “Insolventie van ondernemingen”, in het Wetboek van economisch recht, en houdende invoeging van de definities eigen aan Boek XX en van de rechtshandhavingsbepalingen eigen aan Boek XX in het Boek I van het Wetboek van economisch recht (BS 11 september 2017) trad in werking op 1 mei 2018 (cf. art. 76 wet 11 augustus 2017) (hierna: wet (van) 11 augustus 2017). 2 BS 28 oktober 1997. 3 Antwerpen 2 juni 2022, TIBR 2022, RS 226-228. Jonathan Vandenbogaerde, assistent Universiteit Gent – Faculteit Recht en Criminologie, advocaat balie Oudenaarde