Voorheen kon men een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie indienen om zo een dreigende openbare verkoop tegen te gaan.
Met de wetswijziging van 1 mei 2018 is de procedure evenwel strenger geworden. Zo is het bijvoorbeeld wel nog steeds mogelijk om tijdens de procedure een openbare verkoop omwille van een gelegd beslag te laten doorgaan wanneer de verkoopdag al was vastgesteld en plaats zou vinden binnen een termijn van twee maanden na indiening van het verzoekschrift.
Echter laat de wet toe dat de schuldenaar zou vragen om de verkoopdag te schorsen om reden dat bijvoorbeeld de verkoop van voorraad of uitrustingsgoederen de slaagkansen van de gerechtelijke reorganisatie zou fnuiken.
Zulks heeft zich ook voorgedaan in een recente casus behandeld door ons kantoor alwaar werd gevraagd om een bewarend beslag onder derden de lichten.
Een schuldeiser beschikte over een opeisbare vordering en had bewarend beslag laten leggen op de bankrekeningen. Meer dan € 50.000,00 werkingskapitaal werd alzo geblokkeerd in afwachting van een uitvoerbare titel.
Om het bedrijf te redden van een faillissement en de werking van haar onderneming te garanderen, werd de rechtbank gevraagd naast de opening van de gerechtelijke reorganisatie tevens het bewarend beslag onder derden op te heffen.
De vrijgave van dit bedrag zou extra zuurstof geven en de slaagkansen van de gerechtelijke reorganisatieprocedure aanzienlijk doen toenemen, om niet te zeggen waarborgen.
Uit de kasprognose voor de komende maanden dat voorlag, bleek dat dit bedrag onmisbaar was om de periode van opschorting te overbruggen.
Er werd verder geargumenteerd dat de handlichting geen beduidend nadeel kon veroorzaken aan de schuldeiser, nu het geblokkeerde bedrag deze partij hoe dan ook niet rechtstreeks toekomt en in het kader van een gebeurlijke verdere uitvoering, er eerst een rangregeling moet opgesteld worden waar bevoorrechte schulden deze van de bewuste schuldeiser ongetwijfeld deels of geheel zullen primeren.
Bovendien werkt de gedwongen uitvoering het faillissement in de hand, waarbij in geval van een geslaagde reorganisatieprocedure, de bewuste schuldeiser een veel hogere uitkering zal genieten mits het reorganisatieplan, dat voor een gedeeltelijke kwijtschelding zal opteren, zal worden goedgekeurd en uitgevoerd.
Er werd besloten dat om de periode van opschorting alle kansen te geven, deze fondsen absoluut noodzakelijk zijn om de vaste en werkingskosten te financieren.
De rechtbank volgende de gevoerde redenering en was van oordeel dat de beslaglegger geen beduidend nadeel zou lijden van een handlichting van het beslag en voegde eraan toe:
“Daarentegen kan de schuldenaar niet beschikken over de geblokkeerde gelden, wat haar belemmert in haar ondernemingsactiviteit, haar organisatie bemoeilijkt en bijgevolg de kans voor het geheel van de schuldeisers op een volledige betaling, minstens een reorganisatiebonus, verkleint.
Bijgevoegd ging de rechtbank over tot handlichting van het gelegde beslag.
Het is een voorbeeld waar de rechtbank heeft voorgenomen in het kader van de gerechtelijke reorganisatie niet langer “beteugelend – bestraffend” op te treden maar eerder “beschermend – bemiddelend” wat ook aansluit bij de wil van de wetgever.