Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen: 25.04.2023
Een ondernemer gaat failliet en vraagt de kwijtschelding.
Twee curatoren en het Openbaar Ministerie verzetten zich met klem tegen de gevraagde kwijtschelding.
De zaak wordt uitvoering behandeld in Openbare zitting en de rechtbank komt tot haar eindoordeel.
Argumenten tegen de kwijtschelding:
De rechtbank stelt vast dat de gefailleerde sinds 2015 – met uitzondering van twee kwartalen in 2019
– nauwelijks tot geen sociale bijdragen betaalde.
De schuldenaar is verplicht, binnen een maand nadat hij heeft opgehouden te betalen, daarvan aangifte te doen ter griffie van de bevoegde rechtbank (artikel XX.102 WER). De gefailleerde heeft dat niet gedaan. Het niet tijdig aangifte doen van de staking van betaling is een kennelijk grove fout die bijgedragen heeft tot een verhoging van het passief in het faillissement.
Zie ook: Antwerpen (Kamer BS El) 6 februari 2020, 2019/AR/1330, niet gepubliceerd
Het ontbreken van een boekhouding, het systematisch laten oplopen en onbetaald laten van fiscale en sociale zekerheidsschulden en de laattijdige faillissementsaangifte zijn kennelijk grove fouten die bijdroegen tot het faillissement.
Argumenten voor de kwijtschelding:
Duidelijk is evenwel dat het faillissement en de aangroei van het passief mede werd veroorzaakt door andere externe factoren:
- Administratieve onwetendheid;
Een ernstige armoedeproblematiek;
De locatie van de horecazaken in een economisch niet-gunstige regio;
- Stilzitten van de schuldeisers.
Beslissing:
In de gegeven omstandigheden komt het de rechtbank gepast voor – mede gelet op het door de wetgever beoogde tweedekansenbeleid – de kwijtschelding gedeeltelijk toe te kennen (80%) en gedeeltelijk af te wijzen (20%).