Verschoonbaarheid en kwijtschelding

1. Wat is kwijtschelding?

Indien u persoonlijk failliet verklaard werd (dus als natuurlijke persoon) voorziet de wet in de mogelijkheid van “kwijtschelding”. Dit wil zeggen dat u de schulden die overblijven na de vereffening van het faillissement niet meer zal moeten betalen. Deze wet is niet van toepassing op vennootschappen. Hierover bestaan nogal wat misverstanden. Het is zinloos voor een vennootschap een verzoek tot kwijtschelding neer te leggen. Vennoten van een failliete VOF, GCV, CVA, CVOA of maatschap die kwijtschelding willen verkrijgen en nog niet in faillissement gedagvaard zijn door de curator moeten hun persoonlijk faillissement zelf aangeven.

Met de invoering van het nieuwe Boek XX in het Wetboek van Economisch Recht (27.09.2018) is de kwijtschelding van de schulden voorzien in het kader van een “fresh start”; Het tweede kansen beleid.  De kwijtschelding kan in principe reeds worden toegekend van zodra daartoe een  verzoek wordt neergelegd. De rechtbank beschikt daarbij niet over de bevoegdheid om ambtshalve na te gaan of een kwijtschelding al dan niet gerechtvaardigd zou zijn. Zonder verzoekschrift spreekt de rechtbank zich niet uit over de kwijtschelding. De rechtbank mag niet op eigen initiatief de kwijtschelding weigeren.

Elke belanghebbende, de schuldeisers, maar ook de curator en het openbaar ministerie, kan zich verzetten tegen een kwijtschelding. De kwijtschelding kan enkel geheel of gedeeltelijk geweigerd worden indien de gefailleerde

  • kennelijk grove fouten heeft begaan
  • die hebben bijgedragen tot het faillissement.

Wanneer de belanghebbende erin slaagt om hiervan het bewijs te leveren, dan zal de rechtbank het verzoek tot kwijtschelding afwijzen.

2. Hoe kwijtschelding aanvragen ?

De wet voorziet dat u dit zelf moet aanvragen via een verzoekschrift. Het is aangewezen om u daarbij te laten bijstaan door een advocaat.

Wanneer u zélf uw faillissement aanvraagt, voegt u het verzoekschrift tot kwijtschelding bij de aangifte van uw faillissement aan het begin van de procedure. Regsol voorziet dit. Maar het kan zelfs na sluiting van faillissement aangevraagd worden. Geen paniek dus zo het faillissement is afgesloten en in het vonnis van sluiting er met geen wordt gerept over uw kwijtschelding die U niet gekregen hebt, want vergeten te vragen.  En U merkt dit spoedig want de gerechtsdeurwaarders komen terug en wel na de bekendmaking van het vonnis van sluiting van het faillissement.

Tijdstip aanvragen kwijtschelding

De Ondernemingsrechtbank te Gent oordeelde a contrario dat de kwijtschelding na faillissement evenwel uiterlijk binnen de drie maanden na afsluiting van het faillissement moet aangevraagd worden.(22.08.2022)

Het Hof van Beroep van Gent vernietigde deze beslissing. (21.10.2021)

…een gefailleerde, wiens faillissement werd uitgesproken na 1 mei 2018 en wiens faillissement inmiddels is afgesloten zonder dat hij tijdens de loop van het faillissement een vraag tot kwijtschelding van de restschulden had ingediend en over wiens kwijt- schelding nog niet is geoordeeld, dan ook perfect geldig nog een verzoek tot kwijtschelding indienen bij de ondernemingsrechtbank, dit zonder tijdslimiet.

Er is geen enkele wettelijke bepaling op basis waarvan de schuldeisers van appellant in de procedure moeten betrokken worden, zodat de eerste rechter de vordering ten on- rechte op deze grond onontvankelijk verklaarde.

De belangen van de schuldeisers worden in casu niet op onevenredige wijze geschonden. Artikel XX.173, § 3 WER bepaalt immers dat, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis, elke belanghebbende (met inbegrip van de schuldeisers) door middel van een verzoekschrift waarvan door de griffier kennis wordt gegeven aan de gefailleerde, kan vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd. 

De schuldeisers beschikten zodoende reeds over de mogelijkheid tot een ‘anticipatief verzet’ waarvan geen enkele schuldeiser in casu gebruikmaakte.

Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 23 juni 2022 geoordeeld dat de kwijtschelding van restschulden een subjectief recht is van de gefailleerde (Grondwettelijk Hof 23 juni 2022, rolnummer 7619, arrest nr. 86/2022, over- weging B.2.2.}. Appellant, die beweert houder te zijn van een subjectief recht, beschikt dan ook over de vereiste hoedanigheid om de vordering te stellen. De oorspronkelijke vordering is dan ook ontvankelijk.

Ingevolge de devolutieve werking van het hoger beroep, moet dit hof eveneens ten gronde oordelen over de kwijtschelding. Zowel de curatele als het Openbaar Ministerie brengen geen kennelijk grove fouten in hoofde van appellant aan, die zouden hebben bijgedragen tot het faillissement.

De gehele kwijtschelding van het restpassief kan worden verleend.

Een gefailleerde wiens faillissement werd uitgesproken na 1 mei 2018 en wiens faillissement is afgesloten zonder dat hij de vraag tot kwijtschelding had ingediend, kan perfect geldig nog een verzoek tot kwijtschelding indienen bij de ondernemingsrechtbank, dit zonder tijdslimiet. De belangen van schuldeisers worden daardoor niet op onevenredige wijze geschonden. Zij beschikten over de mogelijkheid tot een ‘anticipatief verzet’ en evenzeer tot het instellen van derdenverzet.

Het Grondwettelijk Hof is aldus voorstander van een fresh start voor natuurlijke personen-gefailleerden zonder vervaltermijn. Ook na de sluiting van het faillissement moet dit recht behouden blijven voor wie nog niet eerder de kans kreeg zich erop te beroepen. Het Hof van Beroep van Gent bevestigde deze visie.

3. Wanneer wordt kwijtschelding aanvaard?

De kwijtschelding is in principe de regel, tenzij er sprake is van een kennelijk grove fout die aanleiding gaf tot uitspraak van het faillissement en zich voordeed voor de uitspraak van het faillissement.

Uw medewerking tijdens het faillissement, omvang van actief en passief zijn irrelevant voor de beslissing om uw schulden al dan niet kwijt te schelden.

Maar omdat de curator het verslag over de kwijtschelding schrijft is het geen aanrader niet constructief met de curatele mee te werken en gebeurlijk toch afbetalingen te verrichten aan de curatele  ook al verplicht de wet U hiertoe geenszins. Dit wanneer U bv debiteur bent van een aanzienlijke rekening courant debet in de vennootschap waarvan U eveneens het faillissement hebt aangevraagd. Gewoonlijk wordt dan dezelfde curator aangesteld. De ene heeft een vordering op U en dezelfde moet aan de andere laten weten geen middelen meer te hebben want in staat van faillissement.

4. Hoe verloopt de kwijtschelding procedure ?

  • Verzoekschrift tot kwijtschelding
  • De griffie maakt het verzoekschrift over aan de curator die binnen één maand een verslag zal moeten neerleggen omtrent alle omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot de al dan niet vaststelling van kennelijk grove fouten door u begaan, die bijgedragen hebben tot het faillissement.
  • Verslag van de curator
  • Eventueel verzet van de curator
  • Eventueel verzet van een schuldeiser: Het verzet tegen het verzoek tot kwijtschelding is niet onderworpen aan een bepaalde termijn. Het kan zelfs ingediend worden vooraleer de gefailleerde een verzoek tot kwijtschelding heeft ingediend, en tot zolang de rechtbank er niet heeft over geoordeeld. Is de schuldeiser te laat, dan kan deze eventueel nog derdenverzet aantekenen.
  • Vaststelling van een zitting waarop de zaak zal behandeld worden
  • Pleidooien van de partijen
  • De rechtbank neemt de zaak in beraad.
  • Vonnis:
    • Algehele kwijtschelding
    • Gedeeltelijke kwijtschelding
    • Kwijtschelding geweigerd
  • Na vonnis: derdenverzet door een schuldeiser blijft mogelijk

5. Echtgenoten en ex-echtgenoten en wettelijk samenwonenden:

De kwijtschelding heeft niet alleen gunstige gevolgen voor de gefailleerde zelf, maar ook voor diens echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, die zich persoonlijk verbonden heeft  voor de schulden die de gefailleerde is aangegaan tijdens de duur van het huwelijk of van het wettelijk samenwonen (art. XX.174, eerste lid WER)

De gevolgen van de kwijtschelding voor de (ex-)echtgenoot en de (ex-)wettelijk samenwonende: de (ex)partner zijn er slechter aan toe dan onder het regime van de verschoonbaarheid; de kwijtschelding mbt de gefailleerde kan betrekking hebben op alle schulden; de gevolgen tav de (ex-)partner slaan enkel op beroepsgerelateerde restschulden.

Artikel XX.174, eerste lid WER:

De echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen  wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de  duur  van  de  wettelijke  samenwoning  was aangegaan, wordt  ingevolge de kwijtschelding van die verplichting bevrijd.

De kwijtschelding van de gefailleerde heeft echter geen gevolgen voor de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden van de echtgenoot of wettelijk samenwonende partner, indien die voortvloeien uit een overeenkomst die door hem/haar gesloten werd, ongeacht of die schulden alleen of samen met de gefailleerde werden aangegaan, en die vreemd zijn aan de beroepsactiviteit van de gefailleerde (art. XX.174, derde lid WER).

Wat zijn beroepsschulden ?

MEMORIE VAN TOELICHTING: Wanneer de schuld zowel verbonden is aan de niet-economische activiteit als de economische activiteit (bv. gemengd gebruik van het aangekocht goed) dan worden voor de toepassing van dit artikel deze schulden beschouwd in hun geheel als zijnde niet vreemd aan de economische activiteit van de schuldenaar. Anders wordt de doelstelling van deze regel (artikel XX.56 van het ontwerp met betrekking tot de gerechtelijke reorganisatie), namelijk de continuïteit van de economische activiteit niet gerealiseerd.

Verdere nuancering (Verslag eerste lezing): (het) aangewezen (is) te verduidelijken dat enkel schulden in verband met een goed dat overwegend voor beroepsmatige economische activiteiten wordt gebruikt het voorwerp kunnen uitmaken van de kwijtschelding

Een arrest van het Hof van Beroep van Mons dd 27.06.2022 verwerpt evenwel die visie en verklaart zelfs de kleinste beroepsrestschuld afdoende om de kwijtschelding te verlenen.

Mons 27/06/2022, DAOR 2022/4, 73:

professionnelle était certes peu importante

Toutefois,  la  limitation à la libération des proches  du  failli  édictée par    3 de

XX.174 du CDE ne  dettes qui sont étrangères à  personnelle du failli. Une affectation mixte du bien acquis au moyen du crédit, même si elle est peu importante, suffit à exclure de cette disposition puisque la dette ne peut être considérée comme étant étrangère à l’activité du failli.

Eu égard au texte de cette disposition, il ne peut en effet être exigé que la dette soit liée de façon  prépondérante  ou importante  à  économique du failli: il suffit qu’elle ne soit pas étrangère à celle-ci.

De verwijzing naar de voorbereidende werken waar gesproken wordt van een goed hoofdzakelijk gebruikt voor economische beroepsactiviteiten is niet pertinent, want dat is uiteindelijk niet in de wettekst zelf opgenomen.

6. Wat zijn kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement?

Er zijn al tal van voorbeelden in de rechtspraak van dergelijke grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement. Het gaat dan om fouten die , zonder enige discussie, als grove fout worden aanzien, een “onvergeeflijke lichtzinnigheid of zorgeloosheid” die gelijk te stellen is met bedrog of een opzettelijke fout.

  • Het verderzetten van een zwaar verlieslatende onderneming ten nadele van de schuldeisers;
  • Het verduisteren van goederen of gelden;
  • Het niet voeren van een boekhouding;
  • Het systematisch niet betalen van fiscale en sociale lasten
  • Een onverklaarbare wanverhouding tussen de activa en de schulden.

De fout moet niet noodzakelijk de hoofdoorzaak zijn. Het volstaat dat de fout heeft bijgedragen tot het faillissement.

Wanneer de rechtbank oordeelt dat het verzet gegrond is, dan zal ze de kwijtschelding geheel of gedeeltelijk weigeren. Gedeeltelijke weigering betekent allicht dat voor alle schuldeisers slechts een gedeelte wordt kwijtgescholden.

Enkele voorbeelden

  • In stand houden van een verlieslatende, totaal verloren onderneming

Antwerpen 02/06/2022, TIBR 2/2022, 194:

Het veel te lang in stand houden van een verloren onderneming op kosten van de schuldeisers terwijl het mogelijk was bij tijdige aangifte van staking van betaling de toename van de schulden te temperen, maakt een Kennelijk grove fout  uit in de zin van art. XX.173 WER.

  • Gokverslaving ondanks medische problematiek

Orb. Gent, afd. Brugge 04/04/2022, TIBR 2/2022, RS-204 :

Kennelijk grove fout   = het herhaaldelijk en systematisch vergokken van de financiële middelen van de V; dat men dan spreekt van gokverslaving en onderliggende medische problematiek, neemt de kennelijk grove fout niet weg.

  • Niet betalen publieke schulden

Orb. Gent, afd. Kortrijk 30/06/2020, TIBR 2/2021, RS-105 :

Kennelijk grove fout  = het kader van deze uitbating, gaf hij de jongeren daarbij gratis drank, voerde hij en dronken en vierde vervolgens zijn lusten op hen bot; de handelszaak werd misbruikt om in contact te komen met jongeren, die gratis dranken aangeboden kregen, waardoor de onderneming inkomsten heeft mislopen.

Kennelijk grove fout  = systematische niet-betaling publieke schulden; reeds eerder faillissementen; reeds correctionele veroordelingen;

Voorgaande feiten zijn afzonderlijk wellicht niet te beschouwen als Kennelijk grove fout  maar in hun onderlinge samenhang zijn ze te beschouwen als een flagrante fout die een redelijk zorgvuldige en voorzichtige ondernemer niet zou gepleegd en die in strijd zijn met de essentiële regels van het ondernemingsleven. 

7. Beweerde kennelijk grove fout die niet weerhouden werd om de kwijtschelding te weigeren

Enige praktijk voorbeelden van het kantoor:

  • Rekening courant schuld niet per se een kennelijk grove fout

Antwerpen, afdeling Antwerpen, 05.04.2022

“De rechtbank dient vast te stellen dat de NV EUROPABANK niet slaagt in de op haar rustende bewijslast. De door haar aangehaalde elementen zijn – helaas – eigen aan quasi elk faillissement en zijn (in het algemeen) met name het gevolg van de insolvabiliteit, het gebrek aan liquiditeit en opportuniteitskeuzes van de curator : Inderdaad was er einde 2019 een solvabiliteitsprobleem binnen de BV BIAB . Het wordt niet aannemelijk gemaakt dat op dat ogenblik de faillissementsvoorwaarden vervuld waren. Zulks kan niet afgeleid worden uit een negatief eigen vermogen. NV EUROPABANK spreekt de inhoud van het bijzonder verslag in het kader van de alarmbelprocedure niet tegen. Zij stelt evenmin dat dit verslag niet afdoende zou zijn; Dat een (te) snelle groei van de vennootschap tot liquiditeitsproblemen kan leiden, is aannemelijk; (…)

Een kennelijk grove fout kan niet afgeleid worden uit het bedrag van een schuld. Het gegeven dat de gefailleerde bepaalde aankopen van de vennootschap foutief heeft geboekt onder een rekening -courantschuld, wordt niet tegengesproken door NV EUROPABANK. Dit gegeven maakt weliswaar een fout uit in hoofde van de gefailleerde. De rechtbank beschikt niet over elementen om dergelijke fout als “kennelijk grof” te kwalificeren.

  • Toetsing van de achterliggende feiten die aanleiding geven tot het faillissement. Andere visie dan de eerste rechter.

Hof van beroep van Antwerpen, 02.06.2022

Zie onze news flash met commentaar en het integrale arrest.

Hof van beroep van Antwerpen, 15.12.2022

Bij vonnis van 30 maart 2017 van de Rechtbank van koophandel te Antwerpen, afdeling Antwerpen, werd de vordering van de curator tot terugstelling van de datum van staking van betaling ongegrond verklaard.

In het thans bestreden vonnis van 22 februari 2022 van de Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, werden de verrichtingen van dit faillissement gesloten wegens vereffening, zonder K.M verschoonbaar te verklaren.

Zowel de rechter-commissaris als het Openbaar Ministerie hadden gevraagd de verschoonbaarheid niet toe te kennen. Samengevat overwogen zij desbetreffend dat de gefailleerde officieel in Rijsel woonde, terwijl zij feitelijk in Brasschaat verbleef (wat door de eerste rechter niet werd weerhouden), dat zij een herberg uitbaatte onder de vorm van een vennootschap, terwijl zij deze voorheen privé uitbaatte, dat er laattijdig  aangifte  werd gedaan van de staking van betaling, dat een onvolledige boekhouding werd gevoerd en dat zij niet de minste inspanningen had geleverd om bij te dragen aan de afwikkeling het faillissement.

Bij verzoekschrift van 22 maart 2022 tekende K.M hoger beroep aan, dat ertoe strekt het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende haar de verschoonbaarheid toe te kennen.

Artikel 80 lid 2 van de Faillissementswet bepaalt: “{…) Behalve in geval van gewichtige omstandigheden, met bijzondere redenen omkleed, spreekt de rechtbank de verschoonbaarheid uit van de ongelukkige gefailleerde die ter goeder trouw handelt.”

In het bestreden vonnis werd geoordeeld dat K.M. niet verschoonbaar kon worden verklaard omwille van gewichtige omstandigheden, die niet verzoenbaar werden geacht met de goede trouw.

Volgens de eerste rechter golden het – ogenschijnlijk – om niet overdragen van een handelsfonds aan een derde partij (ook al was dit een verbonden vennootschap), het onbeschikbaar maken van het handelsfonds ten opzichte van schuldeisers, het gebrek aan transparantie over de aard en de inhoud van deze transactie en het gebruik van een handelshuurovereenkomst op naam van een derde als gewichtige omstandigheden die onverzoenbaar waren met de goede trouw in de zin van artikel 80 van de Faillissementswet. Hierdoor werd volgens de eerste rechter het onderpand van de schuldeisers van de gefailleerde onrechtmatig afgeworven en had het eigen handelsfonds van de onderneming op geen enkel ogenblik enige waarde. 

Het hof oordeelt in andere zin.

…..

Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond en wordt de gunst van de verschoonbaarheid verleend.

  • Tweede kansen beleid en jeugdige leeftijd

Hof van Beroep Antwerpen 03.03.2022

Overeenkomstig art. XX.173 § 1 WER zal de gefailleerde, indien hij een natuurlijke persoon is, ten aanzien van de schuldeisers worden bevrijd van de restschulden, onverminderd de zakelijke zekerheden gesteld door de schuldenaar of derden.

Overeenkomstig§ 2 van voormelde bepaling wordt de kwijtschelding enkel toegekend door de rechtbank op verzoek van de gefailleerde, welk verzoekschrift hij dient te voegen bij zijn aangifte van het faillissement of dient neer te leggen in het register uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis, zelfs indien het faillissement is afgesloten voor het verstrijken van die termijn. Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de curator. Deze legt uiterlijk na één maand een verslag neer in het register over omstandigheden die kunnen aanleiding geven tot de vaststelling van kennelijk grove fouten, bedoeld in § 3.

Overeenkomstig§ 3 kan elke belanghebbende met inbegrip van de curator en het openbaar ministerie, bij verzoekschrift waarvan door de griffier wordt kennis gegeven aan de gefailleerde, vanaf de bekendmaking van het faillissementsvonnis vorderen dat de kwijtschelding slechts voor een deel wordt toegekend of volledig geweigerd bij gemotiveerde beslissing, indien de gefailleerde kennelijk grove fouten heeft begaan die hebben bijgedragen tot het faillissement.

De curator vraagt in hoofdorde de bevestiging van het bestreden vonnis en volhardt in de laattijdigheid van het verzoekschrift tot kwijtschelding.

In het bestreden vonnis van 22 december 2020 oordeelde de ondernemingsrechtbank ten overvloede dat, zelfs indien een tijdig verzoekschrift tot kwijtschelding was ingediend, kwijtschelding aan de heer L.  zou zijn geweigerd, na de volgende vaststellingen:

  • Nalatigheid in de betaling van sociale zekerheidsbijdragen vanaf het derde kwartaal 2015 tot en met het vierde kwartaal 2018,
  • Een sterk vermoeden dat mijnheer L. de zaken liet aanslepen met oplopende schuldenlast, waardoor het faillissement onafwendbaar was,
  • Het niet voeren van de boekhouding volgens de regels van de kunst,
  • Sterke vermoedens dat niet alle inkomsten effectief geboekt werden en dus onthouden aan de schuldeisers.

De rechtbank oordeelde dat deze handelswijze kennelijk zware fouten uitmaken die hebben bijgedragen aan het faillissement.

Gelet op het door de wetgever beoogde tweede kansenbeleid, gelet op de jeugdige leeftijd van de heer L.  gelet op het gegeven dat, zonder afbreuk te doen aan de vastgestelde kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement, het faillissement eveneens in aanzienlijke mate werd veroorzaakt door externe factoren, gelet tenslotte op het (zeer minimaal) gerealiseerde actief kent het hof gedeeltelijke kwijtschelding toe aan de heer Lothar L..

Aangezien het verzet tegen de kwijtschelding is uitgegaan van het openbaar ministerie in het algemeen belang, wordt de kwijtschelding niet geweigerd aan bepaalde schuldeisers, zoals

in ondergeschikte orde gevraagd door appellant, doch wordt de kwijtschelding proportioneel toegestaan ten belope van 60 % van de totale restschulden.

Ten belope van 40 % van elk van de restschulden wordt de kwijtschelding geweigerd en blijft de heer L. gehouden.

Het komt het hof niet toe om afbetalingstermijnen toe te staan in het kader van de gedeeltelijke weigering van de kwijtschelding.

  1. Beslissing

Het hof beslist bij arrest op tegenspraak.

De rechtspleging verliep in overeenstemming met de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der taal in gerechtszaken.

Het hof verklaart het hoger beroep van appellant ontvankelijk en gedeeltelijk gegrond.

Het hof hervormt het bestreden vonnis van de ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen van 22 december 2020 (0/18/00908) zoals hierna bepaald:

Het hof zegt voor recht dat het verzoek tot kwijtschelding tijdig werd ingediend door de heer L..

Het hof zegt voor recht dat aan de heer Lothar L. gedeeltelijke kwijtschelding wordt toegekend, met name ten belope van 60 % van de restschulden.

Het hof zegt voor recht dat aan de heer L. de kwijtschelding wordt geweigerd ten belope van 40 % van elk van de restschulden.

  • Correctionele veroordeling en invloed op de activiteiten als ondernemer

Hof van Beroep Antwerpen, 4.11.2021

De rechter-commissaris adviseerde negatief omtrent de verschoonbaarheid.

De eerste rechter besloot aan mevrouw B. de verschoonbaarheid te ontzeggen, voornamelijk omwille van een correctionele veroordeling in haren hoofde voor cocaïnehandel en omwille van ontdraging van gelden.

Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van de correctionele veroordeling inzake drugsfeiten, stelt het hof vast dat mevrouw B. voor deze feiten haar bestraffing heeft ondergaan, en dat deze feiten zonder invloed waren op haar activiteiten als ondernemer.

Anders dan de eerste rechter voorhield, werd zij in het drugsdossier niet als een leidende figuur bestempeld en bestond haar aandeel er voornamelijk in dat zij haar woning ter beschikking heeft gesteld voor de drugshandel van enkele familieleden.

Hierbij is het ook van belang dat mevrouw B. in het strafproces is vrijgesproken voor het witwassen van drugsgeld via het kinderdagverblijf en dat de burgerlijke partijstelling van Kind-en Gezin lastens haar ongegrond werd verklaard.

Daar waar aanvankelijk werd aangenomen dat mevrouw B. ook misbruik zou hebben gemaakt van de subsidies haar toegekend door Kind en Gezin, heeft het strafonderzoek hieromtrent geen bewijs opgeleverd.

De aanvankelijke aangifte van schuldvordering van Kind en Gezin in het faillissement voor 1 EUR provisioneel werd verworpen, met akkoord van de schuldeiser.

Van de vroegere veroordeling wegens onder meer valsheid in geschriften waarnaar verwezen wordt in het correctioneel vonnis, is niets (meer) terug te vinden op het uittreksel van het strafregister. Deze veroordeling- waarvan geen enkel detail beschikbaar is en die wellicht dateert uit een ver verleden- heeft de toekenning van een vergunning voor uitbater van een kinderdagverblijf alleszins niet in de weg gestaan, en komt dan ook niet in aanmerking als element ter beoordeling van de verschoonbaarheid.

Er zijn in het dossier geen gegevens ter beschikking dat mevrouw B. de fiscale noch sociaalrechtelijke reglementering niet heeft gerespecteerd. Ook de curator heeft hiervan geen aanwijzingen aangetroffen.

Het hof wijzigt het bestreden vonnis en verklaart mevrouw B. verschoonbaar.

8. Welke schulden komen niet in aanmerking voor de kwijtschelding?

De kwijtschelding geldt voor alle schulden van de gefailleerde die bestonden op het ogenblik van de faillietverklaring. Het gaat om zowel de ondernemingsschulden als om de privéschulden (maar niet die van de echtgenoot of wettelijk samenwonenden..)  van de gefailleerde. Schulden die ontstaan tijdens de faillissementsprocedure (boedelschulden), of ontstaan door een nieuwe beroepsactiviteit van de gefailleerde, vallen buiten de kwijtschelding.

De volgende schulden worden niet kwijtgescholden:

  • Onderhoudsschulden;
  • Verschuldigde schadevergoeding wegens overlijden of aantasting van de lichamelijke integriteit door toedoen van de gefailleerde;
  • Strafrechtelijke boetes;
 

9. Failliete VOF, GCV, CVA, CVOA of maatschap en kwijtschelding

  1. De curator kan die vennoten, op grond van het faillissementsvonnis van de rechtspersoon en hun onbeperkte aansprakelijkheid, betaling van de schulden van de rechtspersoon vragen.
  2. De curator van het faillissement van zo’n vennootschap kan door dagvaarding ervoor zorgen dat bepaalde of alle vennoten failliet verklaard worden.
  3. Vennoten van een failliete VOF, GCV, CVA, CVOA of maatschap die de kwijtschelding willen verkrijgen en nog niet in faillissement gedagvaard zijn door de curator kunnen hun persoonlijk faillissement zelf aangeven. Bij die aangifte (later kan ook) dienen ze uitdrukkelijk aan te duiden dat ze de kwijtschelding vragen.

Vennoten met een onroerend goed in hun bezit zijn kwetsbaar in geval van faillissement van hun vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid. Zij kunnen er alle belang bij hebben een afbetalingsvoorstel in te dienen bij de curator van dergelijke vennootschap.

10. Volledige kwijtschelding of gedeeltelijke ?

Sommige rechters weigeren toch de volledige kwijtschelding ook al verzetten niet alle schuldeisers zich:

De juiste visie

Orb. Gent, afd. Brugge 04/04/2022, TIBR 2/2022, RS-204 & Orb. Gent, afd. Brugge 18/01/2021, TIBR

2/2021, RS-128 :

Een individuele schuldeiser heeft geen belang om de volledige weigering van de kwijtschelding te vorderen.

Anders: Geen kwijtschelding want tegen de openbare economisch orde

Orb Antwerpen, 15/12/2020, TBH 2021, 1078 :

Een volledige kwijtschelding kan geweigerd worden ook als slechts enkele schuldeisers dit vragen, wanneer de kennelijke grove fout zich situeert in zijn algemene houding van de gefailleerde in het economisch verkeer en de kennelijke grove fout in oorzakelijk verband staat met het volledige passief.

De beoordeling van de kwijtschelding gaat over de collectieve procedure en overstijgt het

Antwerpen 02/09/2021, TBH 2021, 1082 :

Een gedeeltelijke kwijtschelding kan geweigerd worden tav de schuldeisers die dit vragen, en toegekend worden tav de andere schuldeiser.

MEER INFO:
+32 475 78 35 25